De gebouwde omgeving is zowel boosdoener als slachtoffer van klimaatverandering. Ongeveer 35% van de Nederlandse COâ-uitstoot zit vervat in bouwmaterialen, terwijl nog eens 12% afkomstig is van gebouwen die al in gebruik zijn. Tegelijkertijd wordt de sector steeds meer blootgesteld aan klimaatschade: overstromingen, droogtes, hittegolven en verzakkende funderingen. Tegen 2050 worden de aanpassingskosten voor Nederland geschat op tientallen miljarden.
De urgentie is duidelijk. Toch botsen klimaatmitigatie en -adaptatie vaak met elkaar als het om strategie gaat. âWe zien veel wrijvingenâ, zegt Samaneh Nickayin (WUR), die het Domain Acceleration Team (DAT) on Climate Adaptation & Mitigation in het 4TU.Built Environment Center coördineert. âVerstedelijking helpt de uitstoot door mobiliteit te verminderen, maar versterkt ook het stedelijk hitte-eilandeffect. Infrastructuur voor bescherming tegen overstromingen is van vitaal belang, maar cementrijke constructies dragen bij aan de COâ-uitstoot. Zelfs energiezuinige gebouwen kunnen oververhitting en gezondheidsrisico's veroorzaken.â
Het DAT, waarin Wageningen University, TU Delft, TU Eindhoven en de Universiteit Twente zijn vertegenwoordigd, werkt aan een whitepaper waarin deze spanningen worden gekaderd als âgemiste kansenâ. Hun missie: het debat verschuiven van compromissen naar synergieĂ«n.
Misalignment door ontwerp
Waarom staan aanpassing en mitigatie zo vaak op gespannen voet met elkaar? De DAT wijst op structurele misalignments:
- Tijdshorizons. Mitigatie richt zich op langetermijnreductie van de wereldwijde COâ-uitstoot, terwijl aanpassing gaat over lokale veiligheid en comfort op korte termijn.
- Meting. Mitigatie heeft duidelijke nationale en internationale doelstellingen, waarbij de COâ-uitstoot gedetailleerd wordt bijgehouden. Aanpassing mist overeengekomen meetcriteria en blijft vaak reactief.
- Bestuur. Elke uitdaging - zoals huisvesting, energietransitie en bescherming tegen overstromingen - wordt behandeld in afzonderlijke beleidssilo's, met eigen financieringsstromen en tijdschema's. âIedereen werkt aan zijn eigen sectorale doelstellingenâ, zegt Beau Warbroek (UT). âDaardoor is geĂŻntegreerde planning eerder uitzondering dan regel.â
Het resultaat is dat klimaatmaatregelen vaak achteraf aan projecten worden toegevoegd in plaats van dat ze het ontwerp ervan bepalen. Zoals Robert van Dongen (TU/e) het verwoordt: âVan het doel om een miljoen woningen in Nederland toe te voegen, zal het merendeel naar verwachting worden gebouwd in het westen van Nederland, onder zeeniveau. Dat gebeurt omdat daar de vraag is, niet omdat dat de meest toekomstbestendige plek is om te bouwen.â
Het Domeinversnellingsteam (DAT) voor klimaatadaptatie en -mitigatie in het 4TU.Built Environment Center.
Kansen voor synergie
De visie van het DAT is duidelijk: adaptatie en mitigatie moeten elkaar versterken. âAdaptatie zonder mitigatie is als de vloer dweilen terwijl de kraan nog openstaatâ, zegt Van Dongen. AnneMarie Eijkelenboom (TU Delft) voegt hieraan toe: âDoor ze te combineren kunnen kosten worden bespaard, de gezondheid worden verbeterd en steden en hun gebouwen nu en in de toekomst leefbaar worden gemaakt.â
Het 4TU Domain Acceleration Team voor klimaatadaptatie en -mitigatie benadrukt drie actieterreinen: sectoroverschrijdende samenwerking, gedeelde tools en digitale speeltuinen, en klimaatgedreven ontwerp. Hieronder bekijken we ze in meer detail.
1. Sectoroverschrijdende samenwerking
Bij stedelijke projecten zijn vaak honderden belanghebbenden betrokken, waaronder gemeenten, waterschappen, woningcorporaties, nutsbedrijven en projectontwikkelaars. Maar al te vaak graven ze dezelfde straat twee keer open, eerst voor de energie-infrastructuur en daarna voor wateraanpassing. âAls ze in een vroeg stadium samenwerken, kun je beide tegelijk doen. Dat is goedkoper, sneller en minder hinderlijk voor de bewonersâ, zegt Warbroek.
De regels voor samenwerking bij stadsplanning zijn doorgaans gebaseerd op eerdere samenwerkingservaringen of het huidige beleidskader, legt hij uit. âDoor het impliciete expliciet te maken, kan een perspectief worden geboden voor samenwerking om synergieĂ«n tussen klimaatmitigatie en -adaptatie na te streven.â Toegepast op stadsplanning helpt dit om rollen en prikkels te verduidelijken, waardoor verschillende actoren daadwerkelijk gezamenlijke resultaten kunnen nastreven.
Vernieuwing in de bouw is complex. Om innovatie van de grond te krijgen, moeten wetenschappers hun expertise flexibel inzetten.
2. Gedeelde tools en digitale speeltuinen
Een andere barriĂšre is de afhankelijkheid van gefragmenteerde tools. Zo ondersteunt de Nederlandse Klimaateffectatlas de aanpassingsplanning, terwijl COâ-monitoringtools zich richten op mitigatie, maar deze systemen werken los van elkaar. âHet is alsof puzzelstukjes niet in elkaar passenâ, zegt Nickayin. "Een systematisch overzicht van bestaande tools voor zowel aanpassing als mitigatie in verschillende sectoren zou kunnen helpen om overlappingen en hiaten te identificeren. Door deze tools aan elkaar te koppelen, zou niet alleen de nauwkeurigheid van metingen verbeteren, maar zouden ook inzichten worden gegenereerd die zowel aanpassings- als mitigatiestrategieĂ«n ten goede komen.â
De DAT heeft geholpen bij de ontwikkeling van âdigitale speelplaatsen" in gemeenten als Eindhoven. Op deze platforms kunnen waterbeheerders, gezondheidsfunctionarissen, mobiliteitsplanners en burgers hun prioriteiten aangeven en deze op kaarten weergeven. Algoritmen brengen vervolgens de optimale locaties voor groene infrastructuur of warmtenetten in kaart. âHet gaat niet om perfecte nauwkeurigheidâ, zegt Shahryar Sarabi (TU/e), die beslissingsondersteunende systemen ontwikkelt. âHet gaat erom de dialoog op gang te brengen en een evenwicht te vinden waar de meeste belanghebbenden baat bij hebben.â
Dergelijke integratieve instrumenten maken synergie zichtbaar, praktisch en bespreekbaar. Ze bieden ook transparantie, zodat beslissingen niet als opgelegd worden gezien, maar als gezamenlijk ontworpen.
3. Klimaatgedreven ontwerp
De krachtigste interventie is om vanaf het begin rekening te houden met het klimaat bij het ontwerp. Historisch gezien deden Nederlandse steden dat instinctief: turfhuizen in het noorden waren geïsoleerd tegen de kou; Zuid-Europese steden maximaliseerden ventilatie en schaduw. Bij moderne planning worden echter vaak bomen verwijderd vóór de bouw en wordt groen later achteraf aangebracht.
Voorbeelden uit Utrecht illustreren een alternatieve aanpak. In de casestudy van de Rijnenburgpolder onderzocht een masterproef hoe ontwerp het klimaat expliciet als actieve factor in de vormgeving van de ruimte kon integreren. Het project testte wat het zou betekenen om te ontwerpen met de heersende klimatologische krachten, in plaats van alleen tegen die krachten in. Zo bleek dat het oriënteren van gebouwen op de windrichting in de zomer de natuurlijke ventilatie en koeling op buurtniveau verbeterde, terwijl bosgordels werden aangelegd om harde winterwindvlagen te bufferen.
Deze ingrepen werden niet voorgesteld als kant-en-klare plannen, maar eerder als verkennende âwat-alsâ-scenario's, waarmee het potentieel van klimaatgedreven ontwerpdenken werd aangetoond. âHet klimaat moet de drijvende kracht zijn achter stedelijke ontwikkeling, niet een bijzaakâ, zegt Nickayin. âAls we ontwerpen met energie, water en comfort in ons achterhoofd, versterken aanpassing en mitigatie elkaar. Dat is de meest efficiĂ«nte manier.â
Waarom gebeurt dit nog niet?
Als klimaatgedreven ontwerp en sectoroverschrijdende samenwerking zo'n duidelijk nut hebben, waarom zijn ze dan nog niet de norm? De antwoorden zijn divers en met elkaar verweven.
Een deel van het probleem is economisch. Ontwikkelaars en gemeenten hebben vaak te maken met sterke kortetermijnprikkels: snel bouwen, woningquota halen en de kosten laag houden. In de praktijk betekent dit dat gebouwen worden gebouwd volgens de huidige richtlijnen om het energieverbruik te beperken, terwijl investeringen in de aanpasbaarheid van gebouwen beperkt zijn.
Institutionele routines versterken deze keuzes. Planningsprocessen worden bepaald door vastgeroeste beleidssilo's, zoals huisvesting, energie, mobiliteit en water, elk met hun eigen regels, financieringsstromen en deadlines. Lokale overheden moeten vaak een bepaald aantal woningen binnen hun eigen grenzen realiseren, zelfs als de meest geschikte grond elders ligt.
En dan is er nog de dagelijkse complexiteit van de praktijk. Praktijkbeoefenaars worstelen al met de enorme uitdaging van de energietransitie. Als aanpassing nog bovenop mitigatie komt, kan dat aanvoelen als een taak te veel. Elke actor kan slechts een deel van het probleem oplossen. Het gebrek aan coördinatie leidt tot verspilling, hogere kosten en frustratie bij de bewoners.
Economische drijfveren belonen kortetermijnefficiëntie, bestuursstructuren versnipperen de verantwoordelijkheid en gewoontes staan innovatie in de weg; samen leiden deze factoren tot een krachtige inertie. De uitdaging voor de DAT is om synergie niet alleen wenselijk, maar ook haalbaar te maken binnen deze verwarrende realiteit.
De vertrekkende en inkomende voorzitter van 4TU.Built Environment reflecteren op hun rol: âWe moeten van ons academische eiland af.âÂ
Een kans, geen last
De DAT benadrukt dat synergie een kans is, geen last. âWe zouden de nadruk kunnen leggen op worstcasescenario'sâ, zegt Eijkelenboom. âMaar het is sterker om te laten zien wat er te winnen valt: lagere kosten, gezondere steden, een betere levenskwaliteit.â
Dat optimisme sluit aan bij Stephen Covey's definitie van synergie, voegt Nickayin toe: âEĂ©n plus één is tien, of honderd, of duizend.â In de gebouwde omgeving zou dat kunnen betekenen dat dijkversterking wordt geĂŻntegreerd met natuurherstel, dat mobiliteit wordt ingebed in verkoelende groene corridors, of dat energie-infrastructuur wordt gepland naast watersystemen.
âWe beweren niet dat we alles in één keer kunnen oplossenâ, zegt Nickayin. âMaar we kunnen in ieder geval laten zien dat het ĂŒberhaupt oplosbaar is. Elk project dat dat bewijst, is een stap in de richting van bredere acceptatie.â
Veel kansen, nog steeds enige wrijving
Op de lange termijn blijft mitigatie belangrijker dan adaptatie; het verminderen van emissies is de enige manier om de kraan dicht te draaien. Toch is adaptatie onvermijdelijk om steden op korte termijn leefbaar te houden. Als ze afzonderlijk worden nagestreefd, lopen ze het risico elkaar te ondermijnen. Als ze in synergie worden nagestreefd, vermenigvuldigen ze de voordelen.
De bronnen van misalignment - verschillende tijdlijnen, meetmethoden en bestuursstructuren - zijn reëel. Maar dat geldt ook voor de oplossingen: sectoroverschrijdende samenwerking, integratieve tools en klimaatgedreven ontwerp. Als die de standaard worden, kunnen Nederlandse steden veilig, veerkrachtig en duurzaam blijven. Niet door te kiezen tussen aanpassing en mitigatie, maar door ze met elkaar te verweven.